Toute demande de licence obligatoire au titre de l'article XI. 126, § 1 , 3°, du Code de droit économique contient les renseignements suivants: 1° la désignation, comme parties à la procédure, du demandeur titulaire d'un brevet et du titulaire de la variété concernée qui s'oppose à l'octroi d'une licence; 2° la dénomination variétale et l'espèce végétale auxquelles appartiennent la variété ou les variétés concernées; 3° une copie certifiée du brevet indiquant le numéro et la revendication du brevet relatif à une invention biotechnologique ainsi que le nom de l'autorité ayant délivré ledit brevet; 4° une proposition
relative au type d'actes à ...[+++]couvrir par la licence obligatoire; 5° une proposition de rémunération adéquate précisant le mode de calcul utilisé pour sa détermination; 6° une déclaration expliquant en quoi l'invention biotechnologique en cause représente un progrès technique important, d'un intérêt économique considérable, par rapport à la variété protégée, et assortie d'une présentation détaillée des faits, des éléments de preuve et des arguments étayant cette revendication; 7° une proposition relative à la validité territoriale de la licence, qui ne peut dépasser celle du brevet visé au 3°.
Elk verzoek om een gedwongen licentie overeenkomstig artikel XI. 126, § 1, 3°, van het Wetboek van economisch recht, bevat de volgende informatie : 1° de aanduiding van de verzoeker die houder van een octrooirecht is en van de houder van het betrokken ras die zich verzet tegen de toekenning van een licentie, als partijen in de procedure; 2° de rasbenaming en de plantensoort waartoe het ras of de betrokken rassen behoren; 3° een voor eensluidend verklaard afschrift van het octrooi waarin het octrooinummer en de conclusie van het octrooi betreffende een biotechnologische uitvinding, alsook de naam van de octrooiverlenende instantie worden vermeld; 4° een voorstel inzake de aard v
an de handelingen wa ...[+++]arop de gedwongen licentie betrekking heeft; 5° een voorstel voor een passende vergoeding en de berekeningsgrondslag die gebruikt wordt om deze te bepalen; 6° een verklaring die uiteenzet waarom de biotechnologische uitvinding in kwestie een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt ten opzichte van het beschermde ras, en een omstandige uiteenzetting van de feiten, bewijzen en argumenten ter ondersteuning van de aanspraak; 7° een voorstel voor het territoriale toepassingsgebied van de licentie, dat het territoriale toepassingsgebied van het in 3° bedoelde octrooi niet mag overschrijden.