Dans son avis nº 37 569 du 23 août 2004 relatif à une proposition de loi modifiant les lois électorales en vue de scinder la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde (do c. Chambre, nº 51-0333/001), le Conseil d'État a par ailleurs précisé explicitement, à propos de cet apparentement à titre de modalité particulière, « qu'en soi, la règle de l'apparentement ne soulève aucune objection ».
In een advies van de Raad van State nr. 37 569 van 23 augustus 2004 met betrekking tot een voorstel van wet tot wijziging van de kieswetgeving, met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (Parl. St. Kamer, nr. 51-0333/001) heeft de Raad van State overigens uitdrukkelijk gesteld met betrekking tot deze apparentering als bijzondere modaliteit dat deze apparenteringsregel « op zich geen aanleiding tot enig bezwaar » geeft.