L'article 28, qui prévoit que la durée des prestations permettant de calculer l'ancienneté pécuniaire est établie en tenant compte, notamment, des services de garde en caserne, paraît en contradiction avec l'article 24, alinéa 1 , du projet, selon lequel l'ancienneté pécuniaire est calculée à raison d'une année d'ancienneté pour cent quatre-vingts heures de prestation en dehors des services de gardes en caserne.
Artikel 28, waarin bepaald wordt dat de duur van de prestaties, op grond waarvan de geldelijke anciënniteit kan worden berekend, vastgesteld wordt door onder meer rekening te houden met de wachtdiensten in de kazerne, lijkt in tegenstelling te zijn met artikel 24, eerste lid, van het ontwerp, volgens hetwelk de geldelijke anciënniteit wordt berekend ten belope van een jaar anciënniteit voor honderdtachtig prestatie-uren, buiten de wachtdiensten in de kazerne.