La première question préjudicielle interroge la Cour sur la compatibilité de l'article 13bis de la Nouvelle loi communale, cité en B.1.1, avec les articles 10 et 11, combinés ou non avec l'article 4, de la Constitution, dans la mesure où il établit une différence de traitement, en ce qui conce
rne la procédure de nomination de bourgmestre, entre les candidats des communes périphériques et les candidats des autres communes de la région de langue néerlandaise, au motif qu'il prévoit, pour la première catégorie, une procédure dérogatoire en vertu de laquelle un arrêt de l'assemblée générale de la section du contentieux administratif du Conse
...[+++]il d'Etat annulant la décision de refus de nomination d'un bourgmestre de la commune périphérique emporte la nomination définitive du bourgmestre, même « si le refus de nomination est annulé en raison d'une illégalité externe en général ou d'un vice de forme en particulier ».De eerste prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen of het in B.1.1 geciteerde artikel 13bis van de Nieuwe Gemeentewet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 4, van de Grondwet in zoverre het een verschil in behandeling doet ontstaan, wat de procedure van benoeming tot burgemeester betreft, tussen de kandidaten in de randgemeenten en de kandidaten in de overige gemeenten van het Nederlandse taalgebied, doordat het voor de eerste categorie in een afwijkende procedure voorziet volgens welke een arrest van de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de beslissing van weigering tot benoeming van burgemeester in de randgemeente tenietdoet tot
...[+++]de definitieve benoeming van de burgemeester leidt, ook « indien de weigering tot benoeming wordt tenietgedaan wegens een externe illegaliteit in het algemeen of een vormgebrek in het bijzonder ».