A l'appui de son point de vue, D. Christiaens renvoie à un arrêt de la Cour du 17 décembre 1997 (n° 80/97) qui considère, s'agissant du décret précité du 13 juillet 1994, que la disposition qui confie à la direction de l'institut supérieur le soin de fixer les critères d'appréciation devant permettre de décider si un membre du personnel justifie ou non d'une ample réputation artistique est contraire à l'article 24, § 5, de la Constitution.
Ter ondersteuning van zijn standpunt verwijst D. Christiaens naar een arrest van het Hof van 17 december 1997 (nr. 80/97), waarin met betrekking tot het voormelde decreet van 13 juli 1994 werd geoordeeld dat de bepaling, waarbij het vaststellen van de beoordelingscriteria om uit te maken of een personeelslid over ruime artistieke faam beschikt werd opgedragen aan het hogeschoolbestuur, strijdig is met artikel 24, § 5, van de Grondwet.