32. En son article 9, § 1 , la Convention prévoit que chaque État partie accorde, autant que le lui permettent ses lois et les instruments internationaux pertinents, à un autre État Partie, qui le lui demande, une entraide judiciaire prompte et efficace dans le cadre des enquêtes et des procédures pénales ou non pénales engagées par ce dernier à l'encontre de faits de corruption visés par la Convention.
32. In artikel 9, § 1, van het Verdrag is bepaald dat elke Staat binnen de grenzen van zijn wetten en relevante internationale instrumenten aan een verzoekende Staat die partij is bij het Verdrag, vlotte en doeltreffende rechtshulp aanbiedt in het kader van de onderzoeken, de strafrechtspleging en de niet-strafrechtelijke procedures die hij heeft ingesteld wegens feiten van corruptie omschreven in dit Verdrag.