1. Les exploitants des équipements énumérés à l’article 4, paragraphe 2, points a) à d), et contenant des gaz à effet de serre fluorés dans des quantités supérieures ou égales à 500 tonnes équivalent CO veillent à ce que ces équipements soient dotés d’un système de détection de fuites permettant d’alerter, en cas de fuite, l’exploitant ou une société assurant l’entretien.
1. De exploitanten van de in artikel 4, lid 2, onder a) tot en met d), genoemde apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat in hoeveelheden van 500 ton CO-equivalent of meer, zorgen ervoor dat de apparatuur is voorzien van een lekkagedetectiesysteem dat de exploitant of een onderhoudsbedrijf voor elke lekkage waarschuwt.