Il ressort du dossier de la procédure transmis par le juge a quo et des motifs de la décision de renvoi que la Cour est invitée à statuer sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, de l'article 3, § 1, c), lu en combinaison avec l'article 3, § 1, a), de l'ordonnance du 23 juille
t 1992, tels qu'ils étaient applicables à l'exercice d'imposition 2001, en ce qu'ils sont interprétés comme établissant une différence de traitement entre deux catégories de propriétaires d'un immeuble bâti affecté à la résidence de personnes âgées : d'une part, les propriétaires qui affectent
un tel immeuble à l' ...[+++]exploitation d'un établissement d'habitation collective comportant des résidences séparées occupées chacune par un ménage (au sens de l'article 3, § 1, a), de ladite ordonnance) et, d'autre part, ceux qui affectent un tel immeuble à l'hébergement collectif de personnes âgées.Uit het door de verwijzende rechter bezorgde rechtplegingsdossier en de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 3, § 1, c), in samenhang gelezen met artikel 3, § 1, a), van de ordonnantie van 23 juli 1992, zoals die van toepassing waren op het aanslagjaar 2001, in zoverre zij in die zin worden geïnterpreteerd dat zij een verschil in behandeling invoeren tussen twee categorieën van eigenaars van een gebouw met een residentiële bestemming voor bejaarden : enerzijds, de eigenaars die een dergelijk onroerend goe
d bestemmen voor de exploitatie van een i ...[+++]nrichting voor collectieve bewoning met afzonderlijke flats die elk door een gezin worden betrokken (in de zin van artikel 3, § 1, a), van de voormelde ordonnantie) en, anderzijds, diegenen die een dergelijk onroerend goed bestemmen voor de collectieve huisvesting van bejaarden.