2. Par dérogation au paragraphe 1, dans les cas où les caractères qui forment le code d’identification ne permettent pas l’apposition d’un dispositif d’identification électronique pourvu du même code d’identification unique, l’État membre concerné peut autoriser, sous la surveillance de son autorité compétente, que le deuxième moyen d’identification porte un code différent, pour autant que chacune des conditions suivantes soit remplie:
2. Wanneer de tekens waaruit de identificatiecode van het dier bestaat van dien aard zijn dat aanbrenging van een elektronisch identificatiemiddel met dezelfde unieke identificatiecode niet mogelijk is, kan de betrokken lidstaat bij wijze van afwijking van lid 1 toestaan dat het tweede identificatiemiddel onder toezicht van zijn bevoegde autoriteit een andere code draagt, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan: