3. Les États membres ne peuvent interdire, restreindre ou empêcher la mise sur le marché, l'immatriculation ou la mise en service de véhicules, de systèmes, de composants ou d'entités techniques pour des motifs liés à des aspects de leur construction et de leur fonctionnement couverts par le présent règlement, s'ils répondent aux exigences de celui-ci.
3. De lidstaten mogen het in de handel brengen, de registratie of het in het verkeer brengen van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die aan de voorschriften van deze verordening voldoen, niet verbieden, beperken of belemmeren op grond van aspecten die verband houden met de constructie of de werking ervan en die onder deze verordening vallen.