À propos de cette recommandation, le ministre de la Justice se réfère, dans son courrier du 4 avril 2001 (125), à la remarque formulée par la Sûreté de l'État selon laquelle « la loi organique (articles 18, 38, 39, 40, 41 et 43) contient les bases légales quant au recours aux informateurs pour le recueil du renseignement, la sécurité des données le
s concernant et les informations qu'elles communiquent, la protection des données classifiées (dont celles qui seraient confiées par ces sources) et la garantie de leur anonymat notamment par le biais de la sanction pénale en cas
de révélation de l'identité ...[+++] d'une personne qui demande l'anonymat ou dans l'hypothèse de la divulgation par les agents de la Sûreté de l'État des secrets confiés dans l'exercice de leurs missions (en ce compris l'identité d'un informateur si celle-ci est confiée sous le sceau du secret).Wat deze aanbeveling betreft verwijst de minister van Justitie in zijn brief van 4 april 2001 (125) naar de opmerking geformuleerd door de Veiligheid van de Staat volgens dewelke « de organieke wet (artikelen 18, 38, 39, 40, 41 en 43) de wettelijke basis behoudt o
m beroep te doen op informanten voor het inwinnen van inlichtingen, de veiligheid van de gegevens die op de menselijke bronnen betrekking hebben en de inlichtingen die ze meedelen; de bescherming van geclassificeerde gegevens (waaronder deze toevertrouwd door deze bronnen) alsook de garantie van hun anonimiteit met name door middel van
...[+++]geldboetes in geval van openbaarmaking van de identiteit van een persoon die de anonimiteit vraagt of in de veronderstelling van de verspreiding door de agenten van de Veiligheid van de Staat van geheimen toevertrouwd bij de uitoefening van hun opdrachten (inbegrepen de identiteit van een informant indien ze toevertrouwd wordt onder het zegel van geheimhouding).