Les actes d'instruction et de recherche qui, à la requête des officiers compétents du ministère public ou des magistrats instructeurs compétents, sont confiés aux agents du service d'enquêtes de l'administration du Comité supérieur de contrôle, sont toujours considérés comme étant requis par des circonstances graves et urgentes au sens de l'article 23, deuxième alinéa, et de l'article 62bis , deuxième alinéa, du Code d'instruction criminelle.
De daden van onderzoek en opsporing die op vordering van de bevoegde ambtenaren van het openbaar ministerie of de bevoegde onderzoeksmagistraten aan ambtenaren van de Dienst Enquêtes van het Bestuur van het Hoog Comité van Toezicht worden opgedragen, worden steeds geacht vereist te zijn door ernstige en dringende omstandigheden in de zin van artikel 23, tweede lid, en artikel 62bis , tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.