· l’affaire C-435/11 (CHS Tour Services) relative à l’interprétation de l’article 5 de la directive, plus précisément au point de savoir si la DPCD exige un examen distinct de l’obligation de diligence professionnelle [prévue à l’article 5, paragraphe 2, point a), de la directive] lorsqu’il est statué dans une affaire portant sur des actions ou omissions trompeuses.
· Zaak C‑435/11 (CHS Tour Services) betreffende de uitlegging van artikel 5 van de richtlijn, met name of de richtlijn oneerlijke handelspraktijken een afzonderlijke toetsing vereist van het vereiste van professionele toewijding (vastgesteld in artikel 5, lid 2, onder a), van de richtlijn) bij de beoordeling van een concrete zaak in verband met misleidende handelingen of omissies.