Le Conseil d'État a estimé que l'article 259nonies, cinquième alinéa, du Code judiciaire, attribuant au Roi notamment la compétence d'établir les modalités d'application des dispositions, n'offrait guère de fondement juridique au contenu des articles en question.
De Raad van State was van oordeel dat in artikel 259nonies, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, waarbij aan de Koning onder meer de bevoegdheid verleend wordt de nadere regels voor de toepassing van de bepalingen op te stellen, bezwaarlijk een rechtsgrond kan worden gevonden voor de inhoud van bedoelde artikelen.