En cas d'absence du directeur général, les délégations sont exercées en cas d'urgence soit par le fonctionnaire général de rang 15 de la même direction générale soit par l'agent de rang 12 au moins désigné en vertu d'un acte de subdélégation préalable soit, en l'absence d'une telle désignation, par l'agent de rang 12 au moins du grade le plus élevé étant entendu qu'à égalité de grade, il sera tenu compte, d'abord de l'ancienneté dans le grade, ensuite de l'ancienneté de service, enfin de l'âge.
Ingeval de directeur-generaal afwezig of verhinderd is, worden de delegaties, in geval van dringende noodzaak, uitgeoefend ofwel door de ambtenaar-generaal van ten minste rang 15 van dezelfde algemene directie, ofwel door de ambtenaar van ten minste rang 12 aangewezen bij een voorafgaande akte van subdelegatie ofwel bij gebrek aan zulke aanwijzing door de ambtenaar van ten minste rang 12 met de hoogste graad met dien verstande dat bij gelijkheid in graad op de eerste plaats rekening wordt gehouden met de graadanciënniteit, vervolgens met de dienstanciënniteit en tenslotte met de leeftijd.