Le législateur a entendu interdire la condition résolutoire expresse, appelée aussi pacte commissoire, parce qu'elle permet une résiliation qui opère de plein droit, sans égard « à la gravité de l'inexécution ou aux circonstances qui peuvent justifier ou expliquer l'inexécution ou le retard », parce que « ce pacte est dangereux aux mains du créancier qui entend pousser l'exercice de ses droits à toute rigueur » et parce qu'il paraît « inique dans les contrats dont l'exécution est destinée à se développer pendant un long terme, comme dans le bail à loyer » (Doc. parl., Chambre, 1928-1929, n° 64, p. 4).
De wetgever wilde de uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde, die eveneens « ontbindend beding » wordt genoemd, verbieden omdat zij een opzegging van rech
tswege mogelijk maakt, zonder te letten « op den ernst van het verzuim of op de omstandigheden die het niet-naleven of de vertraging zouden kunnen wettigen of verklaren », omdat « dit beding [.] een gevaarlijk wapen [is] in de handen van den schuldenaar die zijn recht tot het uiterste wil doen gelden » en omdat het « in de contracten waarvan de ten uitvoerlegging moet loopen over een langen termijn, zooals de huishuur, [.] volstrekt onrechtvaardig [voorkomt] » (Parl. St., Kamer, 1928-1929
...[+++], nr. 64, p. 4).