Art. 9. § 1. Les personnes qui se sont rendues coupables d'infractions visées aux articles 206 et
206bis du Code des droits d'enregistrement, d'hypothèque et de greffe, pour autant que ces articles se rapp
ortent aux droits d'enregistrement qui sont mentionnés à l'article 3, alinéa 1, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions, d'infractions visées aux articles 133 et 133bis du Code des droits de succession ou d'infractions visées à l'article 505 du Code pénal, dans la mesure où elles
...[+++] visent les avantages patrimoniaux tirés directement des infractions précitées ou les biens et valeurs qui leur ont été substitués ou les revenus de ces avantages investis, ainsi que les personnes qui sont coauteurs ou complices de telles infractions au sens des articles 66 et 67 du Code pénal, sont exonérées de poursuites pénales de ce chef si elles n'ont pas fait l'objet, avant la date de l'introduction de la déclaration-régularisation visées à l'article 1, 5°, de l'accord de coopération du 20 février 2017, d'une information ou d'une instruction judiciaire du chef de ces infractions et si une déclaration-régularisation est effectuée dans les conditions de la présente ordonnance ainsi que de celles de l'accord de coopération du 20 février 2017 et si le prélèvement dû en raison de cette déclaration-régularisation est payé définitivement et sans aucune réserve.Art. 9. § 1. De personen die zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven als bedoeld in de artikelen 206 en 206bis
van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten in zoverre deze artikelen betrekking hebben op de registratierechten die vermeld zijn in artikel 3, eerste lid van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, aan misdrijven zoals bedoeld in de artikelen 133 et 133bis van het Wetboek der successierechten of aan de misdrijven omschreven in artikel 505 van het Strafwetboek, in zoverre die betrekking hebben op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de
...[+++] voormelde misdrijven zijn verkregen of op de goederen en waarden die in de plaats ervan gesteld zijn of op de inkomsten uit de belegde voordelen, evenals de personen die mededaders of medeplichtigen zijn aan dergelijke misdrijven in de zin van de artikelen 66 en 67 van het Strafwetboek, zijn vrijgesteld van strafvervolging uit dien hoofde, indien zij niet vóór de datum van de indiening van de regularisatieaangifte beoogd in artikel 1, 5°, van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017, het voorwerp hebben uitgemaakt van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek uit hoofde van deze misdrijven en indien een regularisatieaangifte gedaan werd onder de voorwaarden van de onderhavige ordonnantie alsook die van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 en indien de ingevolge die regularisatieaangifte verschuldigde heffing definitief en zonder enig voorbehoud betaald werd.