Pour les étudiants apatrides ou ressortissant d'un Etat tiers à l'Union européenne, autres que ceux visés au § 3, régulièrement inscrits au rôle des étudiants, les institutions universitaires sont autorisées à leur réclamer un droit d'inscription complémentaire dont le montant maximum représente cinq fois le montant du droit d'inscription visé, à l'article 39, § 2, alinéa 1 ou 2, indexé en vertu de l'article 39, § 4, multiplié par le coefficient de pondération de l'orientation correspondante visé à l'article 29bis, § 1 et § 3, 3°.
Voor de vaderlandloze studenten of de studenten die onderdanen zijn van derde landen van de Europese Unie, andere dan deze genoemd onder § 3, die regelmatig ingeschreven zijn op de studentenrol, worden de universitaire instellingen ertoe gemachtigd van hen een aanvullend inschrijvingsgeld te vorderen, waarvan het bedrag maximaal vijf keer hoger mag zijn dan het bedrag bedoeld bij artikel 39, § 2, lid 1 of 2, geïndexeerd krachtens artikel 39, § 4, vermenigvuldigd met de wegingscoëfficiënt van de overeenstemmende richting bedoeld bij artikel 29bis, § 1 en § 3, 3°.