En ce qui concerne le respect de la directive 2011/92/UE, la section de législation du Conseil d'Etat a, dans son troisième avis cité en B.17.7, considéré
que les obligations découlant de cette directive « ne semblent pas à première vue applicables à une simple prolongation de la durée de vie de centrales nucléaires, au contraire des obligations qui découlent de la Convention d'Espoo et de la Convention d'Aarh
us, dont le champ d'application est formulé d'une manière plus large » (Doc. parl., Chambre, 2014-2015, DOC 54-0967/009, p. 11)
...[+++].
Met betrekking tot de inachtneming van de richtlijn 2011/92/EU heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State, in haar derde advies dat in B.17.7 is aangehaald, geoordeeld dat de uit die richtlijn voortvloeiende verplichtingen « op het eerste gezicht [...] niet van toepassing [lijken] te zijn op een loutere verlenging van de levensduur van kerncentrales, in tegenstelling tot de verplichtingen die voortvloeien uit het Espoo-verdrag en het verdrag van Aarhus, waarvan het toepassingsgebied ruimer is geformuleerd » (Parl. St., Kamer, 2014-2015, DOC 54-0967/009, p. 11).