1. Les États membres peuvent déléguer ou autoriser les autorités compétentes visées à l'article 20, paragraphe 1, à déléguer des tâches à entreprendre en vertu du présent règlement à d'autres autorités ou organes désignés ou autrement autorisés légalement à cet effet, à l'exception des tâches qui concernent:
1. De lidstaten kunnen alle taken die uit hoofde van deze verordening moeten worden uitgevoerd, delegeren aan andere autoriteiten of organisaties die bij wet zijn ingesteld of gemachtigd om deze taken uit te voeren, of zij kunnen de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 20, lid 1, toestaan dit te doen, behalve taken die verband houden met: