Art. 22. Une distinction directe fondée sur l'un des critères protégés visés à l'article 3, 1°, du présent décret, à l'exception de ceux énumérés aux articles 20 et 21, ne constitue pas une discrimination si elle est objectivement justifiée par un but légitime et que les moyens de réaliser ce but sont appropriés et nécessaires.
Art. 22. Een direct onderscheid op grond van één van de beschermde criteria bedoeld in artikel 3, 1°, van dit decreet, met uitzondering van deze die in de artikelen 20 en 21 opgesomd worden, vormt geen discriminatie indien dat onderscheid objectief door een legitiem doel wordt gerechtvaardigd en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.