65. souligne que les réductions des dépenses dans les services publics d'aide à l'enfance ont une incidence directe sur l'indépendance économique des femmes; souligne qu'en 2010, 28,3 % de l'inactivité et du travail à temps partiel des femmes s'expliquait par le manque de services de garde, contre 27,9 % en 2009, et qu'en 2010, dans l'Union européenne, le taux d'emploi des femmes ayant des enfants en bas âge était inférieur de 12,7 % (contre 11,5 % en 2008) à celui des femmes sans enfants;
65. benadrukt dat bezuinigingen op openbare diensten voor kinderopvang rechtstreeks van invloed zijn op de economische onafhankelijkheid van vrouwen; wijst erop dat in 2010 28,3% van het niet of parttime werken van vrouwen te verklaren was door het gebrek aan opvangdiensten, tegenover 27,9% in 2009, en dat in 2010 de arbeidsparticipatie van vrouwen met kleine kinderen in de EU 12,7% lager was dan bij vrouwen zonder kinderen, een groter verschil dus dan in 2008 toen het nog 11,5% bedroeg;