Le législateur du 7 décembre 1998, au contraire, était d'avis que la loi du 7 décembre 1998 visait à obtenir que le statut du personnel des services de police, tant du niveau local que du niveau fédéral soit identique en raison du fait que « ce statut unique (.) (est) la conditio
n pour garantir aux fonctionnaires de police la possibilité d'une mobilité lorsq'un emploi est ouvert ou sous la forme de détachements », de sorte que cette mobilité permette à son tour de créer un culture policière intégrée « certaine
s dispositions font (feront) l' ...[+++]objet de lois parce qu'elles comprennent des règles à caractère contraignant en matière d'autorité, de disponibilité, d'impartialité, d'intégrité et de discrétion.
De wetgever van 7 december 1998 daarentegen, was de mening toegedaan dat de wet van 7 december 1998 ertoe strekte te bewerkstelligen dat het statuut van het personeel van de politiediensten van zowel het lokale als het federale niveau hetzelfde zou zijn omdat « dit eenheidsstatuut (..) een voorwaa
rde (is) om aan de politieambtenaren de mogelijkheid van een mobiliteit te kunnen waarborgen wanneer een baan openstaat, of onder de vorm van detacheringen », derwijze dat deze mobiliteit op haar beurt toelaat een geïntegreerde politiecultuur te creëren waarbij « sommige bepalingen (..) het voorwerp van wetten (zullen) uitmaken omdat zij reg
...[+++]els met een dwingend karakter bevatten inzake gezag, beschikbaarheid, onpartijdigheid, integriteit en discretie.