3. condamne avec la plus grande fermeté la vente, en tant qu’esclaves sexuels, d’enfants iraquiens enlevés, la mise à mort de jeunes, notamment crucifiés ou enterrés vivants, et l’utilisation d’enfants comme boucliers humains ou soldats; souligne que ces actes ne sont pas seulement interdits par le droit international, mais sont abominables et lâches;
3. veroordeelt in de sterkst mogelijke bewoordingen het verhandelen van ontvoerde Iraakse kinderen als seksslaven, het kruisigen en levend begraven van kinderen en jongeren en het gebruik van kinderen als menselijke schilden of soldaten; benadrukt dat deze handelingen niet alleen verboden zijn uit hoofde van het internationale recht, maar ook walgelijk en laf;