5. Le complément d'indemnité d'invalidité, payé ou attribué à partir du 1 janvier 1990, en application de l'article 229, § 1, 5°, de l'arrêté royal du 4 novembre 1963, aux titulaires non hospitalisés, détenus en prison ou internés dans un établissement de défense sociale, pour lesquels le Conseil médical de l'invalidité a décidé que l'aide d'une tierce personne est nécessaire du fait que leur état physique ou mental ne leur permet pas d'accomplir seuls les actes courants de la vie journalière, est considéré comme un revenu immunisé d'impôt.
5. De aanvullende invaliditeitsvergoedingen die ter uitvoering van artikel 229, § 1, 5°, van het Koninklijk besluit van 4 november 1963, vanaf 1 januari 1990 zijn betaald of toegekend aan gerechtigden die niet ter verpleging zijn opgenomen, niet zijn opgesloten in de gevangenis of niet geïnterneerd zijn in een inrichting voor sociale bescherming en voor wie andermans hulp door de Geneeskundige raad voor invaliditeit als onontbeerlijk is erkend omdat zij ten gevolge van hun lichamelijke of geestelijke toestand de gewone handelingen van het dagelijkse leven niet alleen kunnen verrichten, worden als een van belasting vrijgesteld inkomen beschouwd.