La juridiction a quo demande si la disposition en cause est compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que le droit à la répétition des prestatio
ns sociales versées indûment se prescrit par cinq ans, sauf lorsque les prestations
versées indûment ont été obtenues ensuite de manoeuvres frauduleuses ou de déclarations fausses ou sciemment incomplètes, alors qu'aux termes de l'article 30, § 1, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, la répétition des prestations sociales
versées indûment se
...[+++] prescrit par trois ans, ou par six mois lorsque le paiement résulte uniquement d'une erreur de l'organisme ou du service, dont l'intéressé ne pouvait normalement se rendre compte, et alors qu'aux termes de cette même disposition, ce délai est de cinq ans « en cas de fraude, de dol ou de manoeuvres frauduleuses de l'intéressé ».Het verwijzende rechtscollege vraagt of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het recht op terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde uitkeringen verjaart door verloop van vijf jaar, tenzij wanneer de ten onrechte uitbetaalde uitkeringen werden verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen, terwijl luidens artikel 30, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers de terugvordering van de ten onrechte betaalde sociale prestaties verjaart na drie j
aar, of zes maanden indien de betaling enkel h ...[+++]et gevolg is van een vergissing van de instelling of de dienst, waarvan de betrokkene zich normaal geen rekenschap kon geven en terwijl, luidens diezelfde bepaling, die termijn op vijf jaar wordt bepaald « in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen van de betrokkene ».