Le juge a quo appelle tout d'abord la Cour à comparer le statut du mandataire ad hoc avec celui du tuteur ad hoc, lequel peut être désigné par le juge afin de représenter un mineur ou un majeur incapable de manifester sa volonté, à défaut de représentant légal ou en cas d'opposition d'intérêt (voy. notamment les articles 331sexies, 378, § 1 , et 404 du Code civil).
De verwijzende rechter verzoekt het Hof allereerst het statuut van de lasthebber ad hoc te vergelijken met dat van de voogd ad hoc, die door de rechter kan worden aangewezen om een minderjarige of een wilsonbekwame meerderjarige te vertegenwoordigen, bij gebrek aan een wettelijke vertegenwoordiger of in geval van tegengestelde belangen (zie met name de artikelen 331sexies, 378, § 1, en 404 van het Burgerlijk Wetboek).