« Art. 5. — Nonobstant les dispositions de l'article 4, le Roi peut pourvoir au remplacement des magistrats qui, conformément à l'article 33 de la loi du 18 octobre 1908 modifiée par la loi du 18 mai 1929, ou à l'article 188bis de la loi du 18 juin 1869 modifiée par la loi du 28 juillet 1952, ont été autorisés à accepter un poste dans la magistrature de la Colonie ou une fonction judiciaire auprès d'un organisme international en Belgique ou à l'étranger».
« Art. 5. — Niettegenstaande het bepaalde in artikel 4, kan de Koning voorzien in de vervanging van magistraten die, overeenkomstig artikel 33 van de wet van 18 oktober 1908, gewijzigd bij de wet van 18 mei 1929 of artikel 188bis van de wet van 18 juni 1869, gewijzigd bij de wet van 28 juli 1952, ertoe gemachtigd zijn een post in de magistratuur van de Kolonie of een rechterlijk ambt bij een internationaal organisme in België of in het buitenland te aanvaarden».