Se référant aux articles 21, 18 et 9 de la Loi fondamentale allemande, il conclut que « lorsque la Constitution rencontre l'opposition des ennemis de la liberté même qu'elle garantit, la question des limites de la liberté politique se pose de manière autoréférentielle: jusqu'à quel point la démocratie est-elle en droit de traiter les ennemis de la démocratie dans un esprit de tolérance ?
Verwijzend naar de artikelen 21, 18 en 9 van de Fundamentele Duitse Wet, besluit hij dat, wanneer de Grondwet tegenstand ondervindt van vijanden van dezelfde vrijheid die zij waarborgt, automatisch de vraag rijst waar de grenzen van de politieke vrijheid liggen : tot op welk punt mag de democratie de vijanden van de democratie op een verdraagzame manier behandelen ?