Art. 19. Par dérogation à l'article 14, premier alinéa, de la loi du 29 octobre 1846 relative à l'organisation de la Cour des comptes, les avances de fonds visées à l'article 20 peuvent servir à payer les rémunérations, les allocations et les indemnités de toutes espèces en faveur du personnel rétribué par la Communauté, les créances résultant de marchés n'excédant pas 5.500 euros hors T.V. A., y compris les acquisitions d'oeuvres d'art, ainsi que les secours et les allocations à caractère social, et les subventions inférieures à 3.100 euros.
Art. 19. In afwijking van artikel 14, eerste lid, van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichtin
g van het Rekenhof, kunnen de bij artikel 20 bedoelde geldvoorschotten aangewend worden voor de uitbetaling van de bezoldigingen, toelagen en vergoedingen van alle aard ten gunste van het door de Gemeenschap bezoldigde personeel, alsook van de schuldvorderingen die voortvloeien uit overeenkomsten van
niet meer dan 5.500 euro B.T.W. niet inbegrepen, met inbegrip van de aankoop van kunstwerken, en van de hulpgelden en toelagen met een sociaa
...[+++]l karakter, en van de subsidies van minder dan 3.100 euro.