Le supplément pour ancienneté pécuniaire est fixé par l'addition du montant repris à l'annexe 4, § 1, et du montant repris à l'annexe 4, § 2, multiplié par le nombre de bénéficiaires et ce à l'ancienneté résultant des dispositions visées au § 2.
De toeslag wegens geldelijke anciënniteit wordt bepaald door optelling van het bedrag bedoeld in bijlage 4, § 1, en het bedrag bedoeld in bijlage 4, § 2, vermenigvuldigd met het aantal rechthebbenden, met inachtneming van de anciënniteit voortvloeiend uit de bepalingen bedoeld in § 2.