1. « Les articles 348-3 et 348-11 du Code civil violent-ils les articles 10, 11, 22 et 22bis de la Constitution, combinés ou non avec les articles 8 et 14 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce qu'ils imposent le consentement de la mère pour qu'une adoption puisse être prononcée (en dehors de l'hypothèse où la mère s'est désintéressée de l'enfant ou en a compromis la santé, la sécurité ou la moralité), alors même :
1. « Schenden de artikelen 348-3 en 348-11 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre zij de toestemming van de moeder opleggen opdat een adoptie kan worden uitgesproken (buiten het geval waarin de moeder zich niet meer om het kind heeft bekommerd of de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van het kind in gevaar heeft gebracht), terwijl :