Dans son arrêt n° 62/2005, par lequel la Cour a statué sur un recours en annulation des articles 16, 2°, et 18, 4°, de la loi du 5 août 2003 relative aux violations graves du droit international humanitaire - recours qui avait, entre autres, été introduit par la partie requérante dans la présente affaire - la Cour a jugé qu'en raison des problèmes qui ont surg
i à l'occasion de l'application de la loi du 16 juin 1993 relative à la répression des violations graves du droit international humanitaire, le législateur a pu raisonnablement estimer que des limitations à l
a compétence pénale extra-territoriale ...[+++] relative aux violations graves du droit international humanitaire s'imposaient, et instaurer notamment un critère de rattachement personnel de l'auteur ou de la victime avec le pays.In zijn arrest nr. 62/2005, waarbij het Hof uitspraak heeft gedaan over een beroep tot vernietiging van de artikelen 16, 2°, en 18, 4°, van de wet van 5 augustus 2003 betreffende ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht - beroep dat onder meer was ingesteld door de verzoekende partij in onderhavige zaak - heeft het Hof geoordeeld dat, wegens de problemen die zijn gerezen bij de toepassing van de wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, de wetgever redelijkerwijze heeft kun
nen oordelen dat de extraterritoriale strafrechtelijke bevoegdheid voor ern
...[+++]stige schendingen van het internationaal humanitair recht diende te worden beperkt, door met name te voorzien in een persoonlijk aanknopingspunt van de dader of van het slachtoffer met het land.