2. Les États membres mettent au point les SIF de sorte que l'application SIF soit efficace, évolutive et interopérable afin d'interagir avec d'autres applications SIF et, si possible, avec les systèmes d'autres modes de transport.
2. De lidstaten moeten RIS zodanig ontwikkelen dat de RIS-toepassing doeltreffend, uitbreidbaar en interoperabel is, zodat ze aan andere RIS-toepassingen en eventueel aan systemen voor andere vervoerswijzen kan worden gekoppeld.