Art. 21. Le Fonds n'intervient pas pour les avoirs éligibles dont le détenteur aurait fait de fausses déclarations pour l'application du système de protection des dépôts et des assurances sur la vie faisant l'objet de l'arrêté royal et du présent arrêté, ou aurait commis des fraudes, notamment à l'égard de ce système ou des lois et arrêtés applicables aux établissements de crédit, aux entreprises d'investissement ou aux entreprises d'assurances, ainsi qu'aux relations entre ces établissements et entreprises et leur clientèle.
Art. 21. Het Fonds verleent geen tegemoetkoming aan een houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, als die houder voor de toepassing van de in het koninklijk besluit en dit besluit vastgestelde beschermingsregeling voor deposito's en levensverzekeringen, valse verklaringen zou hebben afgelegd of fraude zou hebben gepleegd, inzonderheid in verband met deze regeling of met de geldende wetten en besluiten voor de kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of verzekerings-ondernemingen, dan wel voor de relaties tussen die instellingen en ondernemingen en hun cliënteel.