Les membres du personnel qui perçoivent une prime d'encouragement pour une interruption partielle de carrière en application de l'un des articles énumérés ci-après avant le 2 septembre 2016 et qui mettent fin à une interruption partielle de carrière après le 2 septembre 2016 afin de dispenser des soins palliatifs sur la base de l'article 100bis ou 102bis de la loi de redressement du 22 janvier 1985 portant des dispositions sociales, conservent leur droit à une allocation d'interruption pour une interruption partielle de carrière en application de l'un des articles suivants : 1° article 8, §
2, § 3 ou § 4 de l'arrêté royal du ...[+++]2 janvier 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption, tel qu'il s'applique à la date de l'entrée en vigueur du présent arrêté ; 2° articles 3, § 2, § 3 et § 4, et 4, § 3 de l'arrêté
royal du 12 août 1991 concernant l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-soc
iaux, tels qu'ils s'appliquent à la date de l'entrée en vigueur du présent arrêté ; 3° articles 8 et 8bis de l'arrêté
royal du 7 mai 1999 relatif à l'interruption de la carrière professionnelle du personnel des administrations, tels qu'ils s'appliquent à la date de l'entrée en vigueur du présent arrêté.
De personeelsleden die vóór 2 september 2016 een aanmoedigingspremie ontvangen voor een gedeeltelijke loopbaanonderbreking ter uitvoering van een van de hierna opgesomde artikelen en een gedeeltelijke loopbaanonderbreking na 2 september 2016 stopzetten om palliatieve zorgen te verlenen op basis van artikel 100bis of 102bis van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen behouden het recht op een aanmoedigingspremie voor een gedeeltelijke loopbaanonderbreking ter uitvoering van een van volgende artikelen : 1° artikel 8, § 2, § 3 of § 4, van het k
oninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrek
...[+++]ingsuitkeringen, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit; 2° artikel 3, § 2, § 3 en § 4, en artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit; 3° artikel 8 en 8bis van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit.