Dans la proposition
de loi initiale, l'article 332quinquies prévoyait que le tribunal décide en tenant compte de l'intérêt de l'enfant : « Les actions en recherche de maternité ou de paternité sont rejetées si l'enfant majeur ou mineur émancipé s'y oppose. Si le refus émane d'un enfant mineur non émancipé qui a 12 ans accomplis, ou de celui des auteurs de l'enfant dont la filiation est établie, le tribunal décide, en tenant compte de l'intérêt de l'enfant, si la filiation peut être établie. En toute hypothèse, le tribunal rejette la demande s'il est prouvé que celui ou celle dont la filiation est recherchée n'est pas le père ou la mère b
...[+++]iologique de l'enfant » (Doc. parl., Chambre, 2003-2004, DOC 51-0597/001, p. 18, et 2004-2005, DOC 51-0597/024, p. 68).In het oorspronkelijke we
tsvoorstel bepaalde artikel 332quinquies dat de rechtbank beslist met inachtneming van de belangen van het kind : « De rechtsvorderingen tot onderzoek naar het moeder- of vaderschap worden verworpen indien het meerderjarige kind of de ontvoogde minderjarige zich daartegen verzet. Indien de weigering uitgaat van een minderjarig kind dat niet ontvoogd is en de volle leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, beslist de rechtbank, met inachtneming van de belangen van het kind, of de afstamming mag worden vastgesteld. Bovendien wijst de rechtbank het verzoek hoe dan ook af indien het bewijs wordt geleverd dat degene, wiens
...[+++]afstamming wordt onderzocht, niet de biologische vader of moeder van het kind is » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0597/001, p. 18, en 2004-2005, DOC 51-0597/024, p. 68).