Ainsi, le 1º de l'article 316bis vise l'hypothèse de l'enfant né plus de 300 jours après que le juge a entériné l'accord des parties concernant l'autorisation donnée aux époux de résider séparément conformément à l'article 1258, § 2, du Code judiciaire ou après l'ordonnance du président, siégeant en référé, autorisant les époux à résider séparément, alors que le 1º de l'article 330, § 2, concerne le cas d'un enfant né plus de 300 jours après l'audience d'introduction visée à l'article 1258 du Code judiciaire et où un procès-verbal de conciliation n'a pas été établi.
Zo handelt het 1º van het voorgestelde artikel 316bis over het geval waarin
het kind geboren is meer dan 300 dagen nadat de rechter de overeenkomst tussen de partijen heeft bekrachtigd in verband met de aan de echtgenoten gegeven machtiging om een afzonderlijke verblijfplaats te betrekken overeenkomstig artikel 1258, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek of na de beschikking van de voorzitter zitting houdend in kortgeding, die de echtgenoten machtigt om een afzonderlijke verblijfplaats te betrekken. Daar staat tegenover dat het 1º van het voorgestelde artikel 330, § 2, handelt over het kind dat geboren is meer dan 300 dagen na de inleidingsz
...[+++]itting bedoeld in artikel 1258 van het Gerechtelijk Wetboek en over het geval waarin geen proces-verbaal van verzoening is opgemaakt.