La seconde question préjudicielle porte sur les articles 44, 45 et 75 de la LPCE et suppose que soit donnée, à la première question, une réponse positive impliquant que la Cour d'appel de Bruxelles serait compétente pour connaître des recours contre les décisions et
actes précités de l'auditorat : en ce que, faute de disposition réglant l'exercice de ce contrôle et les droits des intéressés, ceux-ci seraient soumis à un traitement différent de celui prévu, notamment, par les articles 131 et 235bis du Code d'instruction criminelle, pour les personnes concernées par une instruction criminelle, les dispositions en cause
...[+++] porteraient atteinte aux articles 10 et 11 de la Constitution, aux articles 20 et 21 de la Charte des droits fondamentaux de l'Union européenne et au droit à un procès équitable garanti par l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme.De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 44, 45 en 75 van de WBEM en veronderstelt dat de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, wat impliceert dat het Hof van Beroep te Brussel bevoegd zou zijn om kennis te nemen van de beroepen tegen de voormelde beslissingen en
handelingen van het auditoraat : doordat, bij ontstentenis van een bepaling die de uitoefening van die toetsing en de rechten van de betrokkenen regelt, die laatsten zouden worden onderworpen aan een behandeling die verschilt van die waarin meer bepaald de artikelen 131 en 235bis van het Wetboek van strafvordering voorzien voor de personen die betrokken
...[+++] zijn in een strafonderzoek, zouden de in het geding zijnde bepalingen afbreuk doen aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, aan de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en aan het recht op een eerlijk proces dat is gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.