La volonté d'assurer la prépondérance des communes associées au sein des intercommunales partait ainsi de l'idée que l'intercommunale est « par essence une association de communes » (Doc. parl., Chambre, 1985-1986, n° 125/11, p. 3) et qu'un renforcement du rôle des communes dans la prise de décision participe au respect de l'autonomie communale garantie par la Constitution (ibid., pp. 16 et 34).
De wil om het overwicht van de aangesloten gemeenten te waarborgen binnen de intercommunales ging aldus uit van de idee dat een intercommunale « uiteraard een vereniging van gemeenten is » (Parl. St., Kamer, 1985-1986, nr. 125/11, p. 3) en dat een versterking van de rol van de gemeenten bij de besluitvorming zou bijdragen tot de naleving van de gemeentelijke autonomie die door de Grondwet wordt gewaarborgd (ibid., pp. 16 en 34).