Si, pour une raison qui n'est pas imputable au jeune travailleur, les entretiens d'évaluation visés au § 4, alinéa 2, ne peuvent pas avoir lieu dans les délais réglementairement prévus, le délai de six mois visé à l'alinéa 2, 1° du présent paragraphe est calculé à partir du 1 jour du mois qui suit celui au cours duquel les entretiens d'évaluations auraient dû avoir lieu conformément aux dispositions du § 4, alinéa 2 précité.
Indien de evaluatiegesprekken bedoeld in § 4, tweede lid, omwille van een reden die niet toe te schrijven is aan de jonge werknemer niet kunnen plaatsvinden binnen de voorziene reglementaire termijn, wordt de termijn van zes maanden bedoeld in het tweede lid, 1° van deze paragraaf berekend vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand tijdens dewelke de evaluatiegesprekken hadden moeten plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen van de voormelde § 4, tweede lid.