Le code de déontologie doit reposer sur les principes suivants : le respect de la dignité humaine individuelle ainsi que des droits fondamentaux et libertés des citoyens, l'interdiction de la discrimination, l'application proportionnelle de moyens de coercition, le rejet des abus de pouvoir et des actes qui portent atteinte à la dignité de la fonction, la fonction d'exemple, une impartialité et une discrétion absolues, un esprit permanent de prestation de service, la disponibilité, l'accessibilité et la qualité d'écoute.
De deontologische code moet gestoeld zijn op volgende principes : respect voor de individuele menselijke waardigheid en voor de fundamentele rechten en vrijheden van de burger, het verbod op discriminatie, het proportioneel aanwenden van dwangmiddelen, het afzweren van machtsmisbruik en daden die afbreuk kunnen doen aan de waardigheid van het ambt, de voorbeeldfunctie, een volstrekte onpartijdigheid en discretie, een permanente geest van dienstverlening, beschikbaarheid, aanspreekbaarheid en luisterbereidheid.