Le G.H.A. rappelle l'argumentation par laquelle la Cour a répondu, dans l'arrêt n° 116/2002, à l'allégation selon laquelle un préjudice grave difficilement réparable découlerait du fait que le décret alors entrepris ferait obstacle à la protection juridique effective du Conseil d'Etat contre l'intervention des autorités flamandes et conclut que la prétendue atteinte à la protection juridique n'est, en l'espèce, pas davantage établie.
Het G.H.A. herinnert aan de argumentatie waarbij het Hof, in het arrest nr. 116/2002, heeft geantwoord op de bewering dat een moeilijk te herstellen ernstig nadeel zou voortvloeien uit het ontnemen, door het destijds bestreden decreet, van de zinvolle rechtsbescherming van de Raad van State tegen het optreden van de Vlaamse overheid en besluit dat de beweerde aantasting van de rechtsbescherming ook te dezen niet kan worden aangetoond.