Les parties requérantes allèguent que l'article 10 crée une différence de traitement discriminatoire en ce qu'il permet aux membres du personnel qui, au 30 avril 1999, faisaient partie du corps opérationnel de la gendarmerie ou étaient militaires désignés pour servir dans le corps administratif et logistique de celle-ci, d'être admis à la pension à l'âge de 54, 56 ou 58 ans, alors que les autres catégories de membres, notamment ceux de l'ex-police judiciaire et de l'ex-police communale, ne sont admis à la pension qu'à l'âge de 58 ou 60 ans selon les cas.
De verzoekende partijen beweren dat artikel 10 een discriminerend verschil in behandeling in het leven roept, in zoverre het de personeelsleden die, op 30 april 1999, tot het operationeel korps van de rijkswacht behoorden of als militair waren aangewezen om te dienen in het administratief en logistiek korps ervan, de mogelijkheid biedt op de leeftijd van 54, 56 of 58 jaar een pensioen te krijgen, terwijl de andere categorieën van personeelsleden, namelijk de leden van de voormalige gerechtelijke politie en van de voormalige gemeentepolitie, naar gelang van het geval pas op de leeftijd van 58 of 60 jaar een pensioen wordt verleend.