La décision de privation des droits électoraux doit être prise par un juge, compte tenu des circonstances particulières, et un lien doit exister entre l'infraction commise et les matières qui sont liées aux élections et aux institutions démocratiques (CEDH, grande chambre, 6 octobre 2005, Hirst c. Royaume-Uni (n° 2), § 82).
De beslissing over het ontnemen van het kiesrecht dient door een rechter te worden genomen, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden, en er moet een verband bestaan tussen het gepleegde misdrijf en aangelegenheden die te maken hebben met verkiezingen en democratische instellingen (EHRM, grote kamer, 6 oktober 2005, Hirst t. Verenigd Koninkrijk (nr. 2), § 82).