La question préjudicielle porte sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, de l'article 120 du Code des droits de succession, tel qu'il était en vigueur avant la modification législative du 9 juillet 2004, et combiné avec l'article 20 du même Code, en ce qu'il tend à ce qu'un juge, à la différence de ce qui s'applique dans le cadre de l'expertise réglée par le Code judiciaire, ne puisse exercer aucun contrôle sur l'évaluation effectuée par les experts lors de la procédure de l'expertise préalable.
De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 120 van het Wetboek der successierechten, zoals het van toepassing was vóór de wetswijziging van 9 juli 2004, en in samenhang gelezen met artikel 20 van hetzelfde Wetboek, doordat zij ertoe leiden dat een rechter, in tegenstelling tot wat het geval is met een deskundig onderzoek zoals geregeld in het Gerechtelijk Wetboek, geen enkele toetsing kan uitoefenen over de waardebepaling door de deskundigen in de procedure van de voorafgaande schatting.