(c) sauf pendant la période visée au point 1.4.2.2. où, annuellement, les animaux sont en transhumance, au moins 90 % des aliments proviennent de l'exploitation elle-même ou, si cela n'est pas possible, sont produits en coopération avec d'autres exploitations biologiques situées dans la même région.
(c) de voeders voor de dieren moeten, behalve tijdens de jaarlijkse in punt 1.4.2.2 bedoelde transhumanceperiode, voor ten minste 90 % van het landbouwbedrijf zelf afkomstig zijn of, als dit niet mogelijk is, in samenwerking met andere biologische landbouwbedrijven in de regio van het eerstbedoelde landbouwbedrijf worden geproduceerd.