1. Lorsque des données scientifiques ou l'expérience pratique indiquent que les espèces autres que celles qui sont visées à l'annexe IV, partie II, peuvent transmettre une maladie donnée en jouant le rôle d'espèces vectrices, les États membres veillent à ce que ces espèces vectrices, lorsqu'elles sont importées à des fins d'élevage ou de repeuplement dans un État membre, une zone ou un compartiment déclarés indemnes de cette maladie conformément aux articles 49 ou 50:
1. Indien op grond van wetenschappelijke gegevens of praktische ervaring kan worden vastgesteld dat andere dan de in bijlage IV, deel II, genoemde soorten de overdracht van een specifieke ziekte kunnen veroorzaken door als ziektedragende soort te fungeren, zien de lidstaten erop toe dat een dergelijke ziektedragende soort, indien deze, voor de kweek of om in het wild te worden uitgezet, in lidstaten, gebieden of compartimenten is binnengebracht die overeenkomstig artikel 49 of artikel 50 vrij van die specifieke ziekte zijn verklaard: