« Les articles 39, 40 et 1056 du Code judiciaire violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 14, paragraphe 1, du Pacte international relatif aux droits civils et politiques et avec l'article 6 de la Convention europée
nne des droits de l'homme, en ce que l'appel est irrecevable dans le cas d'un intimé qui a son domicile ou sa résidence à l'étranger et qui a fait élection de domicile en Belgique, lorsque l'
appelant méconnaît cette élection de domicile et forme
appel par exploit d'huissier de justice alors que cet
appel ...[+++] interjeté en méconnaissance du domicile élu en Belgique d'un intimé qui a son domicile ou sa résidence à l'étranger est recevable s'il est formé par requête déposée au greffe de la juridiction d'appel ? ».« Schenden artikel 39, 40 en 1056 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 14.1 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, doordat het hoger beroep onontvankelijk is ten aanzien van een geïntimeerde die woonplaats of verblijfplaats in het buitenland heeft en die keuze van woonst heeft gedaan in
België, wanneer de appellant deze woonstkeuze miskent en hoger beroep instelt bij gerechtsdeurwaardersexploot, terwijl dit hoger beroep met miskenning van de woonstk
...[+++]euze in België van een geïntimeerde die woonplaats of verblijfplaats in het buitenland heeft, ontvankelijk is wanneer het wordt ingesteld middels verzoekschrift neergelegd ter griffie van de appelrechter ? ».