L'article 8 de la loi du 29 mai 1959 précitée, dans sa version applicable au litige qui a donné lieu à l'arrêt précité du Conseil d'Etat, disposait : « Dans les établissements officiels ainsi que dans les établissements pluralistes d'enseignement primaire et secondaire de plein exercice, l'horaire hebdomadaire comprend deux heures de religion et deux heures de morale.
Artikel 8 van de voormelde wet van 29 mei 1959, in de versie ervan die van toepassing was op het geschil dat aanleiding heeft gegeven tot het voormelde arrest van de Raad van State, bepaalde : « In de officiële inrichtingen alsmede in de pluralistische inrichtingen voor lager en secundair onderwijs met volledig leerplan, omvat de lesrooster per week twee uren godsdienst en twee uren zedenleer.